“Word je hier wel geaccepteerd als Nederlander?” is een vraag die me regelmatig gesteld wordt. Een terechte vraag, want inderdaad, waarom zou de Franse bevolking blij zijn met een Nederlandse vrouw in hun midden?
De eerste twee jaar was hun strategie duidelijk: de meeste buitenlanders gaan toch weer weg, dus waarom zouden ze energie in me stoppen? Als mijn grote blonde man onze nieuwe Land Rover voor de bakker parkeerde, was de dissonantie bijna tastbaar. Toen de blonde man weg was en ik alleen met drie kleuters op het domein achterbleef, was er vooral verbazing. Waarom was die vrouw er nog?
Maar ik zat op de Landbouwschool in de klas bij hun zoons, ze zagen me in mijn wijngaard werken, de kinderen gingen naar school. En de jaren gingen voorbij.
Ik begon mensen te leren kennen, we maakten praatjes voor de Cave Coopérative of in de supermarkt. Het was gemoedelijk en prettig, maar tegelijkertijd werd als een feit vastgesteld dat we anders waren. Mijn persoonlijke vriendschappen sloot ik met moeders van de school van de meisjes, buiten het dorp.
Een paar jaar geleden ontmoette ik op een wijnbeurs een journaliste van de Franse nationale televisie, TF1. Ze wilde een reportage maken over vrouwen in de wijn en koos hiervoor een sommelière uit Parijs, een wijnmaakster uit de Bourgogne en zowaar ook mij, als exotische noot. Toen ik in het dorp had laten vallen dat er gefilmd zou worden, stonden er opeens twintig man gepassioneerd ballen te werpen op het anders verlaten petanque-terrein. De Parijse cameraman in zijn hippe kleertjes liep enthousiast naar een oude wijnboer: “Het mooiste domein van het dorp is overgenomen door een buitenlandse. Ik neem aan dat u tegen bent?” Even keek de wijnboer hem peinzend aan, om toen te zeggen: “Mais non. Elle est sympa.” Het was voor het eerst dat ik hoorde wat ze van me dachten – en ik voelde me geraakt.
Sinds een paar weken hoor ik pas echt bij de ‘inner circle’. Frederic, een jonge wijnboer, kwam speciaal naar het domein om te vragen of ik toe wil treden tot de raad van toezicht van de Credit Agricole. De directeur van de lokale bank belde om het verzoek te ondersteunen. “Uw mening interesseert ons.”
Gisteren was de jaarvergadering; de apotheose waarbij de leden van verschillende dorpen bijeenkomen in de hel verlichte salle des fêtes van Cébazan. De Crédit Agricole had uitgepakt; na de vergadering kwam er een traiteur binnen die in rap tempo plateaus met hapjes op een lang buffet zette. Ik had twee van mijn wijnen meegenomen. Toen ik ze opentrok zag ik verschillende wijnmakers zich uit hun gesprek losmaken om naar me toe te komen. Opeens stonden ze om me heen, serieus te proeven en me aan te kijken. “Bien fait”, werd er gemompeld. Ik proefde hun wijnen, we praatten over de vorst van 2021, de overdaad van 2015, de hittegolf van 2003 en opeens realiseerde ik het me: een gedeelde geschiedenis overstijgt alles.
Ik denk niet dat ik hier ooit nog weg ga.
.text-blocks id=”49392″ slug=”archief-lidewij-van-wilgen”]