De mannen met oranje petjes

Lidewij is wijnmaker in de Languedoc op haar domein Terre des Dames.
www.terredesdames.com

Aan het einde van de oogst zie ik een stoffige Renault de laan met cipressen oprijden. Niet veel later komt de berijder aangeslenterd; Monsieur Loubet, het hoofd van de jachtvereniging.  Na een paar beleefde vragen over mijn druiven komt hij op wat hem werkelijk interesseert:  ‘wanneer verwacht ik klaar te zijn ?’

Het hele dorp zit er hijgerig op te wachten: de jacht mag pas worden geopend als er geen plukkers meer in de wijngaarden zijn. Helaas oogst ik alles met de hand.

De dag dat de jacht begint lijkt het wel oorlog : knallen, lawaai en ongecoördineerd rondlopende mannen met oranje petjes. Het idee om te gaan fietsen zetten we maar even opzij. Zelfs een stuk lopen lijkt te gevaarlijk. Ik denk aan een paar jaar geleden toen ik met twee bleke Engelse toeristen voor de kelder stond te proeven. In de wijngaard stond een verdwaasd vrouwtjes-zwijn en in een rechte lijn daarachter een groepje mannen in camouflage-pakken. De grootste wees zijn geweer naar het zwijn en dus naar mij. Ik geloof dat ik vooral kwaad was dat ze zo dicht bij mijn huis waren. ‘Zijn jullie gek geworden ?’ riep ik ‘naar beneden met die geweren!’. Het wilde zwijn schrok van mijn stem en rende langs de kelder de natuur in. Nu zag ik wie de jager was: de dikke slager van de Super U. Volgens de meisjes heeft hij scalpjes van konijnen in zijn vensterbank, wat ik direct geloof.  Een woedende blik uit zijn door adrenaline vertroebelde ogen toen hij langs me liep. De andere jagers waren meer beschaamd; ze wisten ook wel dat ze niet zo dichtbij mochten komen.

Maar natuurlijk is dit niets vergeleken bij een andere Franse traditie: La chasse à Courre. Mannen in knalrode ruitersjasjes, die te paard, omringd door een troep honden, urenlang een hert achtervolgen.  Op een filmpje dat Marijn me stuurt zie je een uitgeput hert zich door een dorp voortslepen om uiteindelijk in de keuken van een bejaard echtpaar te worden gedood met een zwaard. Het is bijna niet te geloven dat dit mag in Frankrijk, maar het mag. Nog steeds. Dat weekend ga ik rennen met Marijn. Zonder problemen stuift ze het steile pad op dat tussen de pijnbomen en wijngaarden de berg opgaat.  Ik besluit dit stuk maar even lopend te doen. Opeens zie ik een man met een oranje pet en een geweer in zijn hand. ‘Geen zorgen, we hebben u gezien!’ roept hij. Een stukje verder staan twee van zijn vrienden, hun geweer beleefd open geknakt. ‘Uw dochter is wel wat sneller dan u!’ roepen ze lachend. Ik lach terug, herken ze, stop even voor een praatje. ‘Zo vind ik de jacht niet erg’, zegt Marijn, die vegetarisch is ‘Beter dan vlees eten uit de bio-industrie’. Ik weet dat ze gelijk heeft, maar ik vind het moeilijk. ‘We houden geen dier meer over’, zeg ik, ‘ik zie nooit wat’.  Als we terug zijn op het domein steken we door via de olijfboomgaard. Ik zie een kleine kuil omgewoelde aarde. Ietsje verderop weer één. Nog twee, drie naast elkaar. Het is bijna brutaal hoe de wilde zwijnen het me laten zien: ze zijn er wel degelijk.