Demonstreren

In het Franse DNA zit een geheimzinnige gen verstopt, dat nog geen wetenschapper heeft kunnen vinden maar dat ongemerkt door Franse ouders aan hun Franse kinderen wordt doorgegeven.Het is het ‘protest-gen’. Demonstreren zit al eeuwen in het Franse genetisch materiaal.Weet u wie nu één van de meest getalenteerde protestleiders in Frankrijk is? Manès Nadel. Hij is zeventien jaar oud, leidt een scholierenbeweging, en was recent actieleider bij demonstraties tegen pensioenhervormingen en tegen president Macron. Zet hem op een podium en met zijn retorische talenten blaast hij alle gelouterde politici en getrainde vakbondsleiders weg.Demonsteren hoort bij het leven in Frankrijk. “Ik denk dus ik ben”, schreef Descartes, maar terugkijkend op ruim honderd jaar Franse geschiedenis, zou ik zeggen: “Ik betoog, dus ik besta.”
Het was minister en (later) premier Georges Clemenceau die in 1907 voor het eerst massademonstraties toestond. Hij richtte ook al de eerste mobiele gendarmerie-brigades op die de rust moesten bewaren bij protesten. Dat ging toen nog wel te voet en te paard.
Als journalist loop ik regelmatig mee met betogers, met blocnote, microfoon en/of cameraman. En bij deze wil ik wat geheimen met u delen waarover u nooit iets hoort in de krant, op de radio of op televisie. Demonstreren is een ‘uitje’ voor Fransen. Als de protesten beginnen om 15:00 op Place de la Bastille, dan zitten vanaf 12:30 alle restaurants rondom het plein al vol met lunchende demonstranten. Een glaasje wijn hier, een biertje daar, en de spandoeken nog opgerold tussen de tafeltjes.
Al lang vóór het protest goed en wel begint, stromen pleinen en straten ook al vol met karretjes en wagentjes waar op extreem onhygiënische wijze allerlei voedsel wordt bereid en verbazingwekkend vaak ook nog wordt verkocht aan naïeve betogers met een lege maag. De organiserende vakbonden nemen hun eigen bestelwagens mee, met ingebouwde keukens en hectoliters aan koffie en bier.
Ik was eens bij een betoging van ‘rechts’ tegen het homohuwelijk. En aan het einde kwam het, zoals altijd, tot gewelddadigheden. Deftige heren en chique dames zag ik klapstoeltjes neerzetten om zittend en glimlachend te kijken naar de jongeren die op de vuist gingen met agenten. Het ‘uitje’ was compleet.
De politie is ook een vaste aanwezige. En agenten houden er een specifieke strategie op na die je als onwetende nieuwkomer duur kan komen te staan. Het heet de nasse, oftewel: de fuik. Om bij Place de la Bastille te blijven: alle straten rondom worden eerst afgezet. Dan lopen de agenten naast elkaar het plein op en maken de cirkel steeds kleiner. Als je niet aan het begin uit die kring politiemensen weet te ontsnappen, eindig je midden op het plein, bijeengedreven met de grootste raddraaiers, die – in tegenstelling tot jou – wél wisten dat dit het eindpunt zou worden.
Tot slot nog één demonstratiegeheimpje. Altijd en overal loopt één man mee. Jean-Baptiste Reddé. Beroepsdemonstrant. Hij is 67 jaar oud, ex-leraar, en hij demonstreert al bijna 30 jaar. De reden maakt hem niet veel uit, als er maar ‘sociale onrechtvaardigheid’ in het spel is. Reddé draagt altijd grote vierkante protestborden boven zijn hoofd, met spitsvondige leuzen, herkenbaar ‘Mondriaans’ geschreven met blauwe, rode, gele, groene en zwarte viltstiften. “Er is veel leed en ik wil de wereld beter maken”, zei hij eens.
Ik durf het bijna niet te zeggen, maar Reddé en ik zien elkaar inmiddels al zo veel jaren, dat we nu maar vriendelijk naar elkaar knikken als we weer eens allebei in een demonstratie staan.

 

Frank Renout is correspondent voor verschillende Nederlandse en buitenlandse media in Frankrijk, waaronder het ‘NOS Journaal’, het AD én hij is onze columnist!