Twee keer per week rammelde de buurboerin voorbij met een vervaarlijk dampende melkbus op een karretje met een gebogen duwstang en een rekje voor een grote melkbus. Ik hoorde pas later waarom ze de tocht ondernam, helemaal vanaf haar boerderij halverwege de straat, langs de mijne, naar de kruising en daar het doodlopende paadje op tot het huis van madame Huguette, een bijzonder portret en bastaardzuster van een mannetje even verderop. Ooit vroeg ik hem of ze weleens contact hadden, maar naar zulke affaires informeer je niet, hij wilde er dan ook alleen over zeggen dat het onzin was, lasterpraat. Daarvan gaat er een hoop rond, maar de helblauwe ogen en typische neuzen van deze twee mensen maken elk DNA-onderzoek overbodig. Druppels water lijken minder op elkaar, dat kán toeval zijn, maar dan óók nog geheel toevallig uit dezelfde straat…? In een dorp waar ze weten van hoeden en randen en waar die elkaar ontmoeten, is dat wetenschappelijk genoeg.
M’enfin, of het door het stempel kwam dat overspelige ouders blijkbaar op hun onwettige kroost afwrijven, door haar eigenaardig karakter of een heel andere affaire; ze bleef alleen, madame Huguette. Pardon, mademoiselle Huguette. Nooit gekust door een vriendje, terwijl ze best knap was. Nooit aangeraakt door een man, en toch was ze echt niet lelijk, zeiden de mensen er gauw bij.
Ze had een vriendin verderop, een weduwe met één koe –dat is precies genoeg om drie keer per week een melkbus aan de vrachtwagen mee te geven. Toen de vriendin op een dag vertrok naar het bejaardentehuis, en later ‘naar god als die zou bestaan’ was er voor de dementerende mademoiselle niemand meer. Behalve dus de buurboerin, die zich over haar ontfermde. Toen zij wat dieper in mademoiselles leven doordrong bleek haar enige luxe, een geiser, ermee uitgescheden. Het probleem werd opgelost met de melkbus heet water, dat op koude winterdagen onmogelijk warm aangekomen kan zijn. Lauwe douche voor mademoiselle, of een koud bad. Zover heb ik nooit doorgevraagd. Ze was sowieso niet zo praterig. Hoe langer alleen, hoe meer betekenis het woord zonderling krijgt.
Mademoiselle had een paar ganzen, een kalf dat ook in de gang mocht komen en wat kippen. Dat was haar blijkbaar genoeg leven. Los van een enkel bezoekje aan de stad in haar antieke autootje, kwam ze alle jaren dat ik buurvrouw was, haar erf niet af. Tot ik op een dag iets zag bewegen op de kruising, een felle kleur in de lage ochtendzon. Na goed turen bleek het de mademoiselle, die met knaloranje geverfd haar op de grote platte steen schichtig om zich heen zat te kijken. En te zonnen, zo leek het. Ik zwaaide van een afstandje, ze gaf geen sjoege. Ook niet toen ik dichterbij was en vroeg of het haar goed ging. Pas na enig aandringen en complimenten over haar nieuwe haarkleur, maakte ze met zo min mogelijk woorden duidelijk dat ze inderdaad zat te zonnen. Sindsdien flaneerde ze elke zonnige dag naar haar steen, –en had de kruising bij mooi weer oranje licht. Op een gegeven moment was ze er zo aan gewend dat ze er ook in de regen zat, urenlang, tot ze geheel doorweekt afdroop. Doodzielig, of, noodgedwongen douche? Ik weet alleen dat de buurboerin niet meer langs langsrammelde, ze werd met veel kabaal van haar eigen erf gezet wegens affaires waar ik liever niet naar vraag.
Op een dag verscheen ook de mademoiselle niet meer, ik hoop dat ze de vriendin met de ene koe heeft teruggevonden.
Archief Mari