De rust van het platteland

De ochtendzon brengt me op een idee. Een eigen baas die niet aan zon- en feestdagen doet, mag namelijk vrij op zomaar een dinsdag. De krant tot aan de achterkant, de theepot tot de bodem, dan uitgebreid aan de koffie.

Ik neem net mijn eerste slok thee als er hard op de deur wordt gebonsd; de jolige meteropnemer die ook wel een bakkie lust ‘doe ik gewoon zoals jullie vacanciers, lekker rustig aan’ overdondert ons luidkeels met alle nieuwtjes uit de buurt. Getoeter onderbreekt hem; een buurman die de meteropnemer nog gauw even komt halen en zegt: ‘Ik zie dat je toch koffie maakt, ik kan nog wel heel even aanschuiven.’ Uiteindelijk laten de mannen ons beduusd achter.

Als we het ontbijt, als dat nog zo mag heten, eindelijk op hebben en koffie voor onszelf zetten, begint de buurman te kettingzagen. Die kennen we, dat is niet zo gebeurd. Ook goed, wandelen past prima in Plan Rustig Dagje.

Het geluid van de kettingzaag achter ons, vloeit langzaam over in onregelmatig hameren. Het blijkt geproduceerd door de buurman iets verderop. Met zijn zware lijf is hij op het dak geklommen waar hij al een flinke berg leitjes vanaf getikt heeft. Hij gaat er eens even rustig voor zitten, op een vervaarlijk smalle daklat, om met zijn zangerige stem haarfijn uit te leggen hoe hij het gaat aanpakken met dat dak. Dat valt samen te vatten als zéker twee weken hameren. Uiteindelijk moet hij ‘toch echt weer eens verder, we hebben niet allemaal een vrije dag’ en mogen wij onze weg vervolgen. Waarop we, nog geen 200 meter verder, op een ontsnapte koe stuiten. Lekker laten lopen zou je denken, maar de frontale ontmoeting tussen 800 kilo koe en een auto die komt aanscheuren loopt voor beide partijen zelden vrolijk af, dus voeren we een omtrekkende cowboydans uit – waar de koe zich, uiteraard, niets van aantrekt. Een hele hoop gehannes én een bijna-botsing later, hebben we haar de wei in.

Iets verderop schoffelt een buurvrouw waaraan we ontsnappen met een ‘Weertje hè?’ ‘Ja nou, weertje’. Op onze tenen sluipen we voorbij mijn Franse tante Françoise bij wie niét binnenkomen toch zomaar een half uur kost, en ‘even snel zonder koffie’ je op minimaal een uur komt te staan. Voorbij de konijnenhokken durven we uit te ademen en springen we allebei een meter de lucht in van haar ‘Ey! Ma petite poule!’ als ze met een brede lach en gespreide armen haar schuur uitkomt…

Volgestopt met apèro’s en haar gulle lach laat ze ons uit, ik weet dat ik gewoon weg moet lopen, uitgepraat is ze nooit. Pas als je bijna buiten gehoor raakt, stapt ze over op uitbundige afscheidsgroeten. Adé hein, quand tu veux hein, merci ma poule pour ta visite, adé hein, bisous! Ik kakel terug tot ze me echt niet meer kan horen.

Onderweg lopen we wandelende vakantiegangers tegen het lijf die niet uitgepraat raken over de weldadige rust van het platteland.

Eindelijk bij onze huisdeur aangeland treffen we twee behoorlijk vage kennissen die ‘even lekker de tijd hadden en ons eindelijk weer eens wilden zien’. Uren later, het is allang donker, vertrekken ze. ‘Leuk elkaar eventjes te spreken, zó fijn om even de tijd te hebben.’ Uitgeput storten we in bed. Morgen lekker weer aan het werk, zuchten we, wel zo rustig.

Onze columnist Mari Maris is chef, groenteboerin en boekenmaker. Ze woont in Picardië en vertelt wat er daar zoal op haar pad komt.