Zo’n goddelijke ochtend waar dromen van gemaakt zijn: door het bladerdak van de pergola vallen gefilterde straaltjes zonlicht op mijn boek, de tuin staat in al zijn geurige glorie weelderig te wezen, de vogels zingen er een chanson. Wonen als God in Frankrijk, heel soms lukt het me, en vergeet ik dat ook hier de was en boodschappen zichzelf niet doen.
Helaas, geen gemijmer, ik moet naar een feest. Nooit echt een hobby van me geweest (dat het als cateraar jaren mijn werk was, heeft mijn feestlust niet per se vergroot) en om mijn feestlust nog wat te drukken, duren Franse feesten ook nog eens vreselijk lang. Met een beetje geluk wordt het dessert geserveerd rond middernacht. Met goed fatsoen kun je voor die tijd niet weg, dus lig je na zo’n avondvullend diner zomaar rond drieën in je bed. Kortom, ik zie er nogal tegenop. Gelukkig vieren we dit doopfeest ’s middags. We worden om half een verwacht.
Op de binnenplaats van de boerderij staat de hele familie glimmend gepoetst in hun zondagse goed. De moeder en tantes van het gedoopte feestvarken lopen rond met schalen worst, miniworstenbroodjes, hamrolletjes, cake met stukjes spek (echt, dat is een ding) en meer vormen van varken waar mijn vega-neusje discreet omheen danst. Ik eet stukjes fruit uit de punch. De barbecue brandt al, ik heb goede hoop dat we binnenkort aan tafel kunnen en eind van de middag naar huis. Maar eerst champagne, en nog meer champagne. Ik vis met een bubbelend hoofd nog wat voedend fruit uit leeggedronken punchglazen. Op alleen Nibb-its kan ik moeilijk standhouden.
Net als dat staan, na nog wat champagne, echt penibel begint te worden, mogen we, wat wankelend, aan tafel. Er is flink uitgepakt: quiche met ham, charcuterie, salades met spekjes en voor iedereen een borrelglaasje doperwtensoep. Hoera, dat kan ik eten! Bij de schalen saucijzen, koteletten, speklapjes en wat er verder van een varken valt te bakken, komt ook groene sla. Hoera, nog wat te grazen! Wel zo feestelijk bij de champagne die vrolijk wordt doorgeschonken. Leve het kaasplateau! Een paar puntjes kaas houden me op mijn stoel, in plaats van onder de tafel. Die tafel wordt bij het dessert volgezet met fruitiger champagne; ik kies er een aardbeientarteletje bij. Als de tafel is leeggeruimd wordt mijn hoofd weer wat lichter. Er lijkt zicht op vertrek. Dan verschijnen er koffie en vooral digestieven, afslaan komt me op meer champagne te staan.
Als de opa van het inmiddels rijkelijk gedoopte jongetje van de grond is geraapt en afgevoerd naar bed zie ik kans op te staan. Geschokt grijpt de moeder me bij mijn schouder (voorzichtig, denk ik, zo kiep ik om!). “Het is pas acht uur! Gaan jullie weg?! Dat kán niet, we moeten nog eten!”
“… Dat is toch net klaar?”
“Dat was de middag, nu jeu de boules en daarna eten we samen de restjes op!”
Na keiharde onderhandelingen mogen we even naar huis om op te frissen (en stiekem een levensreddende boterham te eten) en dan móeten we terugkomen om het resterende varken te verorberen. We plakken voor en achter op de auto een papier ‘Beschonken bestuurder’ en rijden stapvoets de vier kilometer naar huis. Die
zou ik in deze toestand normaal gesproken natuurlijk te voet afleggen, maar daar ben ik nu echt te dronken voor. Bovendien moet ik zo weer naar een feest.
Archief Mari