Voor mij is de oogst het hoogtepunt van het jaar. De grote kans die je als wijnmaker maar één keer per jaar krijgt. Deze keer stonden alle lichten op groen: in het voorjaar was regen gevallen, de nachten waren koud geweest, de druiven hadden schitterend langzaam kunnen rijpen en geen enkele ziekte had vat op ze gehad.
Ik dacht ook de oplossing te hebben voor de pluk: in plaats van de jongeren uit het dorp die met een joint achter hun oor de druiven van de struiken rukken en jonge Marokkanen die alleen met grote tegenzin voor een vrouw werken, had ik nu mensen gevonden voor wie druiven plukken paste bij hun levensstijl. Mijn dochter Marijn had me links gestuurd naar websites als ‘Van Life’ en ‘Travailleurs en Camion’ – gemeenschappen van twintigers en dertigers die in verbouwde busjes de wereld rondreizen en agrarisch werk doen waar zich dat aandient. De idyllische foto’s van het domein die ik in de vroege zomer op internet plaatste, hadden meer mensen aangetrokken dan ik zou kunnen gebruiken, opvallend genoeg vooral Italianen. Ik vermoedde de succesformule in handen te hebben.
‘Reken erop vanaf eind augustus beschikbaar te zijn’, zei ik in onze mailwisseling, denkende aan de laatste twee oogsten, die al half september eindigden. Maar zoals ik al zei: dit was een uitzonderlijk jaar.
Mijn dochter Fiene had een maand vrij genomen voor de oogst. Op 20 augustus begonnen we enthousiast onze tour door de wijngaarden, maar al na een paar druiven keken we elkaar vragend aan. Die waren echt nog lang niet rijp.
Ondertussen bleken de Italianen al onderweg te zijn. ‘Wanneer kunnen we ons installeren?’ Dag na dag probeerde ik mensen af te houden, maar al snel stond mijn hele parking vol met witte busjes in alle gradaties van vintage. De jongens en meisjes die tevoorschijn kwamen bleken opvallend aardig. Ze waren blij met de grote picknicktafel die ik voor ze had gekocht, de warme douche en de flesjes wijn. Maar natuurlijk waren ze hier niet voor niets. Een dag wachten is een dag geen inkomen.
Toen de analyse van de druiven aangaf dat de grenache blanc technisch rijp was kon ik geen weerstand meer bieden; we begonnen. Maar zodra ik in het donker een paar druiven herproefde sloeg de twijfel toe. Ik liet een paar eerste kistjes op de sorteertafel legen en Fiene en ik wisten het zeker: hiermee zouden we nooit een uitzonderlijke wijn kunnen maken. De stress vloog me aan en we renden naar de wijngaard: ‘Sorry, maar we leggen alles stil.’
De feeststemming op de parking sloeg om in de zware druk van stil verwijt. ‘Andere domeinen plukken wel gewoon op een vaste datum.’ En inderdaad, wat hadden zij te maken met ons streven naar perfectie? “U doet het juist goed”, zei Jean-Louis, de oudste plukker die wel uit het dorp kwam en al snel mijn rots in de branding werd. Ik vond werk voor de Italianen bij andere wijnboeren, maar uiteindelijk moesten ze een voor een door naar de Bourgogne.
Als noodoplossing werden nu via Jean-Louis en Loïc vage kennissen opgetrommeld. Aardige mensen uit de omgeving die als één blok achter ons stonden en het opvallend goed met elkaar konden vinden. ‘Reken op mij voor volgend jaar’, zei de een na de ander na afloop van het oogstfeest. Een jaar is nog ver weg, ik weet het, maar voor nu durf ik even te dromen… Zou ik eindelijk mijn team hebben gevonden?
Archief
Zelfs als je denkt dat je in het paradijs woont is het goed om af en toe van omgeving te veranderen. Met als bijkomende reden dat juist zo’n paradijsje flink wat onderhoud vraagt: het is een groot huis met idem zwembad en tuin. Daarbij verzin ik steeds nieuwe projecten. Nu mijn drie dochters uit huis zijn ben ik pas echt losgeslagen: niemand bleek nog te hechten aan zijn rommelige kinderkamer, en beetje bij beetje verandert elk vertrek in een gastenverblijf met eigen badkamer. Natuurlijk kan ik dat als wijnmaker nooit allemaal betalen en daarom verhuur ik het huis iedere zomer een paar weken. Meestal is dat een plezier; mensen genieten van de plek en het doet me goed het domein door hun ogen te zien.
Deze zomer had ik opeens een ontevreden Deense mevrouw in mijn huiskamer. Terwijl ze haar zonnebril op hield vroeg ze waarom de luiken dicht waren. “Het is twaalf uur! De zon staat erop!” zei ik lachend. Dat leek haar geen argument. “Unacceptable”, zei ze. Haar man had ondertussen geconstateerd dat het bij het zwembad te warm was en dat er nog een paar wespen waren ook. “I can’t stay here”, zei de vrouw. Zonder een woord te zeggen draaide ze zich om en liep de deur uit, ongetwijfeld op zoek naar een hotel met airconditioning en schuifpuien. Gelukkig bleven hun vrienden achter, alhoewel waarschijnlijk stikkend van de hitte omdat alle luiken de hele dag open bleven.
Ondertussen ging ik met mijn Franse vriend naar Noirmoutier, waar zijn familie een huis heeft. Op het schiereiland aan de Atlantische kust kun je alles op de fiets doen, een plezier dat me deed denken aan mijn jaren in Nederland. Ook het weer deed me daaraan denken. Hoewel het begin augustus was, gleden de dagen voorbij zonder echte warmte. De avonden waren zo koud dat mijn jurken ongedragen in de kast bleven hangen. Op de schaarse momenten dat de zon
scheen haastte iedereen zich naar het strand om in de volle zon te gaan liggen terwijl ik onder een boom bleef zitten.
Pas toen ik weer terug was op het domein realiseerde ik me hoe twintig jaar in het zuiden me hebben veranderd. Ik hou van de warmte, maar ga nooit meer in de volle zon. Ik vind het een plezier om het huis, met zijn dikke, eeuwenoude muren, de koelte vast te laten houden door op het juiste moment de luiken te sluiten en ze ’s ochtends heel vroeg weer open te doen. Het is heerlijk om de frisse ochtendlucht naar binnen te voelen glijden. De zwoele zomeravonden behoren voor mij tot de fijnste momenten in een leven.
Ik geloof dat mijn kinderen er net zo over denken. Mijn jongste dochter was acht maanden toen we naar het domein verhuisden. De laatste jaren studeerde ze in Londen en hoewel ze dapper doorzet beleeft ze altijd een emotioneel moment als het vliegtuig boven de wolken stijgt en ze eindelijk de zon weer ziet. Nu is ze een paar dagen op het domein. “Ga op een gastenkamer slapen lieverd,” zeg ik, “daar is airconditioning.” “Waarom?” zegt ze. “Het is zomer.” Het gezoem van een ventilator doet haar denken aan haar kindertijd en garandeert een fijne nacht.
Ik krijg een mail van de Deense vrouw met vragen over mijn tegelvloer en servies. Ik ben opgelucht dat ze in ieder geval het interieur heeft weten te waarderen. Maar voor volgend jaar adviseer ik haar Noirmoutier.
Archief
Oh! Het leven van een wijnboer! Daar wandel je door je eigen wijngaarden; tevreden glijdt je blik over al dat land dat het jouwe is. Sappige druiven rijpen vlekkeloos onder een wuivend gebladerte. Je proeft eens wat fustmonsters en opent tevreden de post waar weer een certificaat met een gouden medaille voor je productie bij zit.
’s Avonds zijn er je goede vrienden die aandachtig aan hun glas ruiken en naar elkaar knikken terwijl jij tevreden toekijkt. Oh! Als mijn leven maar zo zou kunnen zijn!
Wie wijn maakt moet het ook verkopen. Afgelopen weekend was ik met vier andere vrouwelijke wijnmakers naar een proeverij in Mimizan Plage. Mimizan Plage, voor wie het niet weet, ligt aan de Atlantische kust. Terre des Dames, mijn domein, ligt op een halfuurtje van de Middellandse zee. Maar uiteraard doen wij stoere vigneronnes alles om onze wijnen te laten proeven. Ik deed dit vooral pour jouer le jeu – om nu ook eens mee te doen met mijn vriendinnen. En inderdaad, het was een plezier om elkaar over onze levens te vertellen onderweg in de auto, om de oceaan te zien. De proeverij zelf was kleinschalig maar gezellig. Tevreden stapten we de volgende dag weer in de auto, vijfenhalf uur rijden naar huis.
Voor Françoise, mijn vriendin die samen met haar broer het wijndomein van de familie runt, zien haar meeste weekenden er zo uit. Haar broer en neven doen de wijngaarden en de vinificatie ; zijzelf is verantwoordelijk voor de commercie en administratie. Haar krenten uit de pap zijn proeverijen zoals we zojuist samen deelden.
Ik doe ook de commercie en administratie, maar verder ben ik haar broer en neven in één. ‘C’est vous la patronne’, ‘u bent de baas’, blijft de favoriete zin van mijn werkman. Met de jaren heb ik geaccepteerd dat het overlegmodel niet werkt in Zuid-Frankrijk.
Omdat ik alles doe, loop ik dus altijd achter. Hoe is het mogelijk dat zo’n klein domein om zo veel papierwerk vraagt? Het is geen enkele moeite om hier een week mee te vullen en het is nooit, maar dan ook nooit, klaar.
De maandag loop ik al vroeg met een technicus over het land. In de wijngaard met oude carignan sta ik even stil. De zon staat nog laag boven de rotsen en werpt een gouden gloed over het land. Iets lager ligt mijn huis achter de grote es. Ik zie de nevel in de vallei en voel hoe mijn hart een sprongetje maakt. Nog steeds.
Later die week heb ik een afspraak met Alix, mijn œnologue. We proeven uit de verschillende tanks en bespreken de assemblage. Het blijft een wonder om je werk van een jaar in zo’n gecondenseerde vorm in een glas te kunnen hebben.
Donderdag zit ik met een groep leuke mensen voor het huis. Sommigen ken ik al jaren, het is een plezier om samen met hen van de wijnen en van deze plek te genieten; een rustmoment in mijn week en een bevestiging, steeds weer, van wat ik doe. Na afloop verdwijnen de
dozen wijn als vanzelf in hun auto’s. In het najaar, als de vinifcatie klaar is en de wijngaarden in rust, is het de perfecte tijd om naar de grote proeverij van Okhuysen in Haarlem te gaan en wie weet ook naar België of Londen.
Op mijn telefoon komt een post binnen van de Vini Filles. Ik heb weer twee weekenden van proeverijen en feest gemist, maar ik geloof dat het wel goed is. Het gedroomde leven van een wijnmaker kan ik maar op één plek leiden: hier, op het domein.
(Wijnweekendje weg? https://wijnweekendlidewij.wordpress.com/)
Archief
Toen we hier twintig jaar geleden kwamen wonen was er eigenlijk niets. Ja, een overweldigende natuur: garrigue, een wild stromende rivier met rotsen en kiezelstrandjes. Weids uitstrekkend land met wijngaarden en hier en daar een dorpje dat langzaam maar tevreden in elkaar zakte. Zelfs de meest nabije stad gleed zichtbaar, maar zonder weerstand, af naar de vergetelheid.
Voor mij was dit synoniem met mijn nieuwe leven. In één klap was alles wat neigde naar luxe of comfort van de aarde verdwenen. De interieurs van mooie restaurants, de steeds weer nieuwe meubels van mijn vrienden in Haarlem en Amsterdam, alles behoorde opeens tot een andere planeet. In de wijde omgeving was geen winkel te bekennen die me zou kunnen verleiden tot de minste aankoop. Een avond uit eten bracht ons naar restaurants met papieren tafelkleedjes en plastic stoelen. Ik begreep dat ik niet alleen van land was veranderd maar ook van levensstijl.
Dat kwam goed uit, want ik was van plan om de meest rustieke aller wijnboeren te worden. Als Nederlandse, maar ook als vrouw, was ik een absolute buitenstaander in dit nieuwe beroep. Op de landbouwschool zorgde ik er voor mijn fancy kleertjes uit Amsterdam in de kast te laten. Toen ik eenmaal zelf op het land en in de kelder werkte dacht ik nooit meer dan een spijkerbroek en een T-shirt nodig te hebben.
Inmiddels zijn we vele jaren verder. Ik weet nu dat je wijn niet alleen moet maken, maar ook moet zien te verkopen. Op wijnbeurzen verwacht niemand dat je in een oude spijkerbroek komt aanzetten. En in de Michelin-restaurants waar de wijnen op de kaart staan nog minder. Het was alsof de omgeving met me mee veranderde.
Gisteren postte ik op de Instagram-pagina van het domein een foto van een royaal zwembad in de tuin van een gerestaureerd kasteel. Een luxe vakantiebestemming, zeker, maar dan op nog geen twintig minuten van huis. Een kerstdiner en een overnachting met mijn associatie van vrouwelijke wijnmakers, een ochtend in de spa en ik was in een andere wereld. Tien jaar geleden stond deze plek langzaam in te zakken, nu kan iedereen ervan genieten. De volgende dag rij ik over smalle weggetjes naar de torens die ik al van ver boven de bomen zie uitsteken. Eigenaresse van het château Delphine, die ik leerde kennen via onze kinderen, is een binnenhuisarchitecte uit Parijs met een smaak waar die van mijn vrienden van destijds bij verbleekt. Haar immense 17de-eeuwse kasteel prijkt in de meest ambitieuze interieurbladen, maar hier ga ik gezellig met een paar vriendinnen yoga doen. Ook op een kwartiertje van het domein.
Ik zwaai net een paar Nederlandse mensen uit die wijn zijn komen kopen. “Vroeger gingen we altijd naar de Provence,” zeiden ze, “maar dit is nu onze favoriete regio. Het is zoveel ongerepter.” En ze hebben gelijk natuurlijk. Het is een plezier om al die historische gebouwen gerestaureerd te zien, die plotselinge luxe. Maar de grootste charme van de regio is en blijft dezelfde: haar weidse, overweldigende natuur.
Archief
“Ik geloof dat ik je nog nooit zo ontspannen heb gezien”, zei Olivier. We waren op een Grieks eiland dat ik had geselecteerd op de afwezigheid van een vliegveld en het feit dat je er zelfs met de boot niet direct Athene kon komen. Vanuit Athene hadden we bijna drie uur moeten rijden naar de enige ferry van die dag. Al snel bestond ons vaste ritme uit zwemmen, boeken lezen en in de taverna kiezen welk van de vijf gerechten op de kaart we die avond eens zouden nemen. Het bleek geen enkele moeite om daar mijn dagen mee te vullen.
Terug in Marseille stortten we ons op de drukke snelweg. Uiteindelijk kwamen we bij het kleine weggetje dat naar het domein leidt. We reden naar boven langs de syrah, die flink beschadigd was door de vorst van dit voorjaar, de alicante, de witte grenache. Ik voelde een eerste steek van onvervalste paniek. Al die wijngaarden! Zie ze daar liggen, wachtend op onderhoud, ingrepen en beslissingen die allemaal door mij genomen moeten worden. Het huis was schitterend vanbuiten, maar eenmaal binnen herinnerde ik me weer dat ik, vanwege de verhuur, alle los slingerende spullen op het laatste moment in een kast had gegooid. De stroom spullen die over me heen viel toen ik de deur opende, spoelde een groot deel van mijn vakantiegevoel weg. Het dieptepunt kwam de volgende dag in mijn [bureau]. Hoe kunnen er zo veel e-mails en brieven aan zo’n minibedrijf als dat van mij worden gestuurd? Zuchtend begon ik aan het eerste dossier van de zoveelste overheidsinstelling. Niet te geloven hoeveel papier er nodig is om een paar flessen wijn te maken.
Die avond was er een feest in het dorp waar alle lokale [vignerons] hun wijn zouden laten proeven. Als sfeervolle locatie was de nieuwe parking gekozen, waar de [mairie] lange tafels had neergezet. Toen Olivier en ik aankwamen stonden alle wijnmakers al achter een buffet met hun flessen. Florence van Château Coujan kwam met een brede lach op me af: “Had ik maar geweten dat je kwam dan had ik de plek naast me vrijgehouden!” Als vijfde generatie wijnmaker is ze verantwoordelijk voor het grote familiedomein aan de andere kant van het dorp. Ik realiseerde me dat ik haar al twintig jaar ken, dat ze mij al twintig jaar kent.
Een tafel verder stonden de mannen van de Cave Coopérative. “Hoe ziet het eruit jongens, gaan jullie al bijna oogsten?” Met gemak gleden we in een technische discussie over de staat van de wijngaarden en de gevolgen van de vorst. Het soort gesprek dat bijna als een ritueel voelt en daarom heel prettig is. Daar was Didier, die alle elektriciteit op het domein heeft geïnstalleerd; daar de burgemeester die in het zicht van het hele dorp mijn wijnen aan zijn tafel serveerde.
De volgende morgen was het tijd voor de eerste controle van de druiven. In het vroege ochtendlicht baadde de vallei in een zachte nevel. Ik stond op de heuvel, keek uit over het land en voelde hoe mijn hart een sprongetje maakte. Ja, het is een enorme verantwoordelijkheid, ja, het is veel werk. Maar er is geen plek ter wereld waar ik liever zou zijn.
Archief
“Lidewij, je hebt bezoek!” roept mijn man Olivier vanaf het terras. Na een lange dag in de wijnkelder sta ik eindelijk onder de douche. Ik gluur door het open raam naar beneden en zie een vertrouwde verschijning op het grint: compact, trots rechtop, handen in de zakken van een door de tijd gepatineerde bruine broek. Met een tevreden blik kijkt hij om zich heen. Monsieur Escande.
Toen ik in Murviel kwam wonen was hij al een man op leeftijd, inmiddels is hij 93. Maar dat lijkt geen verschil te maken. Nog steeds rijdt hij op zijn roestige rode tractor langs het huis. Eén van zijn wijngaarden ligt achter het domein en van tijd tot tijd vindt hij het nodig om die zelf te ploegen. In de winter komt hij iedere paar dagen een ochtendje snoeien, al laat hij de rest over aan een ingehuurde knecht. Monsieur Escande is een instituut. Iedereen in het dorp weet wie hij is en nog steeds heeft hij een groepje oudere mannen om zich heen met wie hij sinds de lagere school bevriend is.
Hij is degene die me leerde dat de vijgenbomen aan de noordzijde van de wijngaarden er niet voor niets staan. De wind komt vanaf het Noorden en juist in vijgenbomen zitten minuscule spinnetjes die over de wijngaard uitwaaien en de schadelijke insecten eten. Op mijn landbouwschool had ik alles over acariens utiles, nuttige spinnetjes, geleerd, maar deze theorie over vijgenbomen kenden ze niet. Zoals meer van de kennis van de ouderen langzaam maar zeker verloren gaat.
Monsieur Escande vertelt zonder met zijn ogen te knipperen dat hout niet goed brandt als het met ‘de verkeerde maan’ is gekapt. Voor hem is het geen theorie, maar een simpel feit. Zijn vader wist dat, zijn opa, maar met de industrialisatie van de landbouw is al dit soort kennis losgelaten. Inmiddels verdiep ik me, zoals veel andere biologische wijnboeren, in de biodynamie. Veel ‘nieuwe inzichten’ waarin met name de stand van de maan een rol speelt. Maar Monsieur Escande en zijn voorgangers wisten dat al lang.
De reden voor zijn bezoek vandaag is volkomen onverwacht: hij komt me een cadeau brengen. Een boek van zeshonderd pagina’s met als enige onderwerp Murviel les Béziers, het dorp waar we beiden wonen. Geschreven door een historica die hier is opgegroeid, maar met een uitgebreid dankwoord aan de trotse man die hier voor me staat. Een deel van de romeinse objecten is door hem eigenhandig opgegraven en van de middeleeuwse dorpskern weet hij alles. Als ik hem voorstel om te gaan zitten is hij niet meer te stuiten: hij vertelt over zijn kindertijd in een dorp boven Murviel. Er was geen elektriciteit of verwarming in de school, kinderen gingen er alleen heen als het niet te koud of te donker was. Een paar weken per jaar dus maar. En daarna waren er de wijngaarden.
Hij wordt bijna emotioneel als hij het heeft over het laatste paard waarmee hij gewerkt heeft. Zijn compagnon die de wijngaarden net zo goed kende als hijzelf. Maar begin jaren zestig kocht hij zijn eerste tractor. “Nu pas zie ik hoe triest het was,” zegt hij, “alle mannen dromden zich samen om de tractor te bewonderen. En mijn paard verdween in een aanhanger. Helemaal alleen.”
Ik zie het voor me en ben samen met hem in die andere tijd, zo kort geleden, maar zo ontzettend ver weg. Ik ben blij dat ik het door hem nog kan zien.
Archief
Lidewij is wijnmaker in de Languedoc op haar domein Terre des Dames.
www.terredesdames.com
Stress in de wijngaard
Iedereen heeft zijn eigen nachtmerries. Die van mij draaiden de afgelopen weken om een grote zwarte berg op mijn parking. De landbouwkundig ingenieur gelijk: voor de kwaliteit mijn wijngaarden zou het fantastisch zijn om een goede dosis ‘marc de raisin’ te verspreiden. Als de druiven geperst zijn gaan de schillen naar de distillerie die er een sterke drank van brouwt die ze hier simpelweg ‘marc’ noemen of met wat meer fantasie ‘Eau de vie’. Alleen de opa’s gaan nog langs om een paar lege flessen te laten vullen. Een geval van gemiste marketing natuurlijk – precies hetzelfde product met de naam ‘Grappa’ kan opeens wèl op een hip terras.
De schillen die na het distilleren overblijven zijn niet meteen interessant – er zijn grote machines voor nodig zijn om de boel regelmatig te keren en te laten composteren. Uiteindelijk blijft er weinig over en het is niet eenvoudig om aan marc van goede kwaliteit te komen. Na heel veel telefoontjes was er zestigduizend (!) kilo voor mij gereserveerd. Nu moest ik een bedrijf vinden dat het in de wijngaarden zou kunnen verspreiden.
Monsieur Cot, de man met de landbouwmachines uit het dorp, kwam uit beleefdheid langs. Hij was duidelijk: mijn wijngaarden met antieke stenen muurtjes en bossages mogen dan wel ecologisch en zelfs pittoresk zijn; een man met een landbouwmachine houdt van rechte lijnen: grote percelen, ruim geplant, waar je lekker tot aan de horizon door kunt rijden. Ik belde uren met andere bedrijven waarin vooral het woord ‘tournière’, de ruimte om te keren, het einde van het gesprek inluidde. Uiteindelijk was er een bedrijf dat geen problemen zag. Niet breder dan twee meter geplant? Geen probleem. Kleine percelen? Gaat lukken. Tot drie keer toe stelde ik de man voor om even te komen kijken, maar dat woof hij zelfverzekerd weg. ‘Je connais mon métier’.
Er werd een enorme berg zwarte materie op de parking uitgestort met de mededeling dat ik het zo snel mogelijk moest verwerken. ‘Als er regen op komt gaat het klonteren’. Ik zei trots dat het de volgende dag nog verspreid al zou worden, maar helaas: het bedrijf kwam niet opdagen en bleek opeens de hele week verhinderd. Dat weekend vielen er zware stortregens.
Pas twee weken later verschenen ze, precies de ochtend waarop ik de assemblage voor de nieuwe wijnen zou maken. Na een beetje sympathieke peptalk liet ik de mannen hun ding doen en stortte me, met mijn oenologe, op het proeven en ruiken van de blends. Nog geen half uur later klopte mijn werkman, Jean-François in paniek op het raam: ‘ze zijn gewoon weg gegaan!’ Woedend belde ik de baas, die niet verder kwam dan het woord ‘tournière’.
Nu begonnen mijn zwarte dromen, waarin ik met een klein kruiwagentje voor de enorme berg stond. Na uren schepen en op- en neer sjouwen tussen de wijngaarden was de berg nog net zo hoog. Die ochtend belde ik Monsieur Cot. Zuchtend kwam hij aan, zette zijn handen in zijn zij en keek me aan. ‘Bon, on ne vas pas vous laisser tomber’. We laten u niet zitten. Meteen de volgende dag kwam hij met een enorme bulldozer, gevolgd door zijn zoon in een tractor met een mest-machine. Het duurde lang, het was niet makkelijk, maar alle wijngaarden zijn gedaan. En de berg is helemaal weg. Achttien jaar nu dat ik hier woon en ik weet dat ik geluk heb: ze laten me echt niet vallen.
Archief
Lidewij is wijnmaker in de Languedoc op haar domein Terre des Dames.
www.terredesdames.com
Aan het einde van de oogst zie ik een stoffige Renault de laan met cipressen oprijden. Niet veel later komt de berijder aangeslenterd; Monsieur Loubet, het hoofd van de jachtvereniging. Na een paar beleefde vragen over mijn druiven komt hij op wat hem werkelijk interesseert: ‘wanneer verwacht ik klaar te zijn ?’
Het hele dorp zit er hijgerig op te wachten: de jacht mag pas worden geopend als er geen plukkers meer in de wijngaarden zijn. Helaas oogst ik alles met de hand.
De dag dat de jacht begint lijkt het wel oorlog : knallen, lawaai en ongecoördineerd rondlopende mannen met oranje petjes. Het idee om te gaan fietsen zetten we maar even opzij. Zelfs een stuk lopen lijkt te gevaarlijk. Ik denk aan een paar jaar geleden toen ik met twee bleke Engelse toeristen voor de kelder stond te proeven. In de wijngaard stond een verdwaasd vrouwtjes-zwijn en in een rechte lijn daarachter een groepje mannen in camouflage-pakken. De grootste wees zijn geweer naar het zwijn en dus naar mij. Ik geloof dat ik vooral kwaad was dat ze zo dicht bij mijn huis waren. ‘Zijn jullie gek geworden ?’ riep ik ‘naar beneden met die geweren!’. Het wilde zwijn schrok van mijn stem en rende langs de kelder de natuur in. Nu zag ik wie de jager was: de dikke slager van de Super U. Volgens de meisjes heeft hij scalpjes van konijnen in zijn vensterbank, wat ik direct geloof. Een woedende blik uit zijn door adrenaline vertroebelde ogen toen hij langs me liep. De andere jagers waren meer beschaamd; ze wisten ook wel dat ze niet zo dichtbij mochten komen.
Maar natuurlijk is dit niets vergeleken bij een andere Franse traditie: La chasse à Courre. Mannen in knalrode ruitersjasjes, die te paard, omringd door een troep honden, urenlang een hert achtervolgen. Op een filmpje dat Marijn me stuurt zie je een uitgeput hert zich door een dorp voortslepen om uiteindelijk in de keuken van een bejaard echtpaar te worden gedood met een zwaard. Het is bijna niet te geloven dat dit mag in Frankrijk, maar het mag. Nog steeds. Dat weekend ga ik rennen met Marijn. Zonder problemen stuift ze het steile pad op dat tussen de pijnbomen en wijngaarden de berg opgaat. Ik besluit dit stuk maar even lopend te doen. Opeens zie ik een man met een oranje pet en een geweer in zijn hand. ‘Geen zorgen, we hebben u gezien!’ roept hij. Een stukje verder staan twee van zijn vrienden, hun geweer beleefd open geknakt. ‘Uw dochter is wel wat sneller dan u!’ roepen ze lachend. Ik lach terug, herken ze, stop even voor een praatje. ‘Zo vind ik de jacht niet erg’, zegt Marijn, die vegetarisch is ‘Beter dan vlees eten uit de bio-industrie’. Ik weet dat ze gelijk heeft, maar ik vind het moeilijk. ‘We houden geen dier meer over’, zeg ik, ‘ik zie nooit wat’. Als we terug zijn op het domein steken we door via de olijfboomgaard. Ik zie een kleine kuil omgewoelde aarde. Ietsje verderop weer één. Nog twee, drie naast elkaar. Het is bijna brutaal hoe de wilde zwijnen het me laten zien: ze zijn er wel degelijk.