Onze columnist Mari Maris is chef, groenteboerin en boekenmaker. Ze woont in Picardië en vertelt wat er daar zoal op haar pad komt.
Een doffe dreun, gevolgd door een laatste vermoeide zucht van een oude balk, voor ook die het krakend begaf. Dat was het. Als het geraamte van een overmaatse mammoet lag het eeuwenoude huis gevloerd in het gras. Ik was zeven en wist nog niet dat dingen konden veranderen. M’n fietsje was rood, de tuin van mijn grootmoeder groot, in Frankrijk liep weleens een koe door de tuin en aan de overkant stond een huis, gemaakt van wat de mensen voorhanden hadden, bomen en leem, zo legde oma uit.
De bewoners vertrokken. Er kwam een gat in het leien dak, geen mens keek er naar om. Regen ging geduldig haar gang en drupte op de nokbalk tot hij het opgaf en er van het gebouw niets overbleef dan een hoopje hout, lei en leem. Inmiddels is ook dat geheel verdwenen, teruggezakt in de natuur waar het uitkwam. Een mens kan er zo aan voorbij lopen zonder te zien dat zich hier hele levens hebben afgespeeld.
Zelfs de oude mensen uit de buurt zijn de gezinnen die er ooit woonden bijna vergeten. Ze hebben ze gekend, maar herinneren zich geen gezichten meer. Ik vond dat gek, maar inmiddels blijkt ook mijn geheugen gewist, er verdween een compleet huis dat jaren mijn uitzicht was. Tijdens mijn aanwezigheid spoorloos opgeslokt door het landschap. Ook hier, niets meer van te zien.
Behalve in het voorjaar, als narcissen fluisteren van vroeger. De voorjaarsbodes vertellen over vervlogen tijden, voor wie het horen wil klinkt uit hun gele trompetten het verhaal van het erf waarop ze stonden. Trotse bloemen die een impressie van het verleden geven, heel even blazen ze de huizen weer tot leven. ‘Hun’ huizen en boerderijen verdwenen, de narcissen breidden zich langzaam uit. Ideale bloemen voor wie zich de luxe van tuinieren niet kan veroorloven omdat er water gepompt moet, was getobd, hout gezaagd, kleden geklopt, kachels gepoetst, meubels geboend, groenten geweckt, koeien gemolken, varkens gemest en de duizend dingen die onontkoombaar bij leven horen. Dan is het al heel mooi als het ook nog lukt een handvol bollen poten. Als alles nog grauw en modderig is, belonen ze de planter met vrolijk getoeter dat ieder voorjaar iets luider aanzwelt. Ook als de bewoners het allang niet meer kunnen horen.
Mensen gingen dood of weg, hun huizen bleven achter. In mijn jeugd was 1 op de 3 panden bewoond, het tweede was ruïne en het derde begon daar behoorlijk naar te leunen, maar werd wel gebruikt. (In de op een na armste streek van Frankijk stonden strak pleisterwerk en een knap geschilderd kozijn op de prioriteiten lijst net onder kaartjes voor de opera.) In de loop der jaren werden ruïnes die te redden waren, opgeknapt door enthousiaste Nederlanders en Vlamingen. De rest verviel tot natuur, voor altijd verdwenen. Maar in het voorjaar weerklinkt in de uitbundige fanfare van narcissen heel even het levendige dorp van vroeger.
Archief Mari
Onze columnist Mari Maris is chef, groenteboerin en boekenmaker. Ze woont in Picardië en vertelt wat er daar zoal op haar pad komt.
Bezongen in composities zover het oor reikt, geschilderd door meesters, er zijn boekenplanken over vol geschreven en genoeg films noir (et blanc) om lange winters mee te vullen; La Tristesse. Die pogingen haar te vangen lijken niet doorgedrongen tot de boerenbuitengebieden. In elk geval niet tot dít boerengebied. Doodsbang zijn de mensen hier voor de tristesse van een winter vol van leegte. Verlaten weilanden, kale akkers, geen blad aan de bomen. Een verschrikking, verzuchten de buren. Een prachtige pentekening, vind ik. Zelfs al kan het hier schrikbarend koud zijn. (Toen er op het klimaat nog enige voorspelbaarheid van toepassing was, werd het elke winter wel een keer min twintig. Geen maanden achter elkaar, maar toch, wel weken, soms). IJskoud, prachtig weer, geen Hollands grauw, maar strakblauw met stralende zon die uitnodigt tot gesjouw met hout. Zagen, slepen en stapelen tot je zo warm bent, dat truien en jas eindigen op een hoop in het gras. Daar sta je dan, in je hemd, midden in de winter. Zo ideaal is het natuurlijk niet altijd, ook hier kan het grijs zijn zonder één hoopvol stukje hemel. Ook dan is het mooi.
Maar niets zo mooi als sneeuw natuurlijk. We zijn in december eens ingesneeuwd, er viel in één nacht zo’n dik pak dat de sneeuwschuiver er niet eens aan begon. Je buiten bewegen kon alleen maar lopend, en ook dat viel niet mee zonder tennisrackets onder je voeten. Na vijf dagen reed de bakker voor het eerst weer langs in een geleende jeep met sneeuwkettingen. Er was weer brood, onze kelder lag vol, we hadden koffie en droge bonen, niets te klagen.
Na een dag of acht, met nog meer sneeuw, kwamen de sneeuwschuivers langzaam in actie. Wij waren zo onderhand aan een boodschapje toe en reden het smalle sneeuw-’steegje’ in. De muren van opzij geduwde sneeuw torenden aan weerskanten hoog boven ons uit, de zijspiegeltjes raakten de kanten net niet. We huiverden bij het idee aan een tegenligger. Onnodige angst, zo bleek toen ons pad doodliep op een sneeuwmuur. De sneeuwschuiver had het midden in het witte niets welletjes gevonden en was ermee opgehouden. Toen begonnen de wereldkampioenschappen achteruitrijden.
Eenmaal thuis belden we de moeders in Nederland dat onze kans het kerstdiner te halen wel erg klein was geworden. We gooiden nog een blokje hout op de kachel.
Met kerst aten we matzes – nog van Pasen, en een stuk chocola. De koek was op. Het was het beste kerstdiner ooit, sindsdien hoop ik bij elke sneeuwvlok op zo’n kerst. Zo wit werd het nooit meer, maar zelfs zonder sneeuw geniet ik van de winterse schilderijen achter het raam.
De stilte die over het land hangt, bomen die zich gedetailleerd aftekenen tegen de lucht. Ik ben blij dat ik geen schilder ben, ik zou minstens mijn oor afsnijden van gekmakende frustratie over de ongrijpbare schoonheid van een stil winterlandschap. Hoe kaal en koud ook, weemoedig word ik er niet van. En al zou ik, wat is er eigenlijk mis met een mooi moppie melancholie? Ik zie er wel joie de vivre in.
Archief Mari
Historicus Jacques Hermus is culinair journalist van beroep en verzamelaar over eten en wijn. Hij heeft een tweede huis in Frankrijk, het land waar hij graag zwiert langs restaurants en markten.
Zondagochtend, de Rue des Martyrs in Parijs, in het 9de arrondissement. Terwijl de toeristen nog uitslapen, heeft de Parijzenaar hier maar één doel: inkopen doen voor de lunch. Waar hij doordeweeks voor de lunch aanschuift bij brasserie, bistro of [bouillon], is de zondag voor de heilige lunch met familie en eventueel vrienden. Vermoedelijk de enige dag dat men zich in de kleine appartementjes samenperst. Maar dan wel met de allerlekkerste ingrediënten, die vrijwel allemaal te koop zijn in de Rue des Martyrs. Kaas bij [fromagerie] Quatrehomme, wijn bij [cavistes] Nysa, vis bij Les Poissonniers de Montmartre en lekkers voor na bij de prachtigste patissiers en chocolatiers.
Maar de belangrijkste aankoop deze ochtend is brood. Of preciezer: de baguette. Ruim te koop bij de vele [boulangers]. Zoals Farine&O, die de trotse titel Meilleur Ouvrier de France mag dragen. Wij schuiven aan bij de langste rij, die van Le Pain Retrouvé, waar medewerkers de mooiste dampende broden uit de ovens halen in een oud industrieel ogend pandje. Met een hoofdrol natuurlijk voor de baguette, die lange stok van brood die onderdeel is van het Franse eetritueel. Gebakken met slechts bloem, water, zout en gist, maar omgeven met de geur van culinaire heiligheid. En dat willen ze weten ook: sinds eind 2022 is de baguette opgenomen in de lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van Unesco. Waar hij gebroederlijk naast onze molenaars en corsocultuur en de biercultuur in België staat.
Mijn vroegste baguetteherinneringen zijn die van keiharde, gehemelteschurende korsten en de indringende geur van brie. Twee zaken die ik als jochie niet kende, maar die ik tijdens mijn vakantie bij mijn boerenfamilie in Meaux dagelijks geserveerd kreeg. Dat heeft lang doorgewerkt in mijn appreciatie – of het ontbreken ervan – van stokbrood. In mijn studententijd ging het al de goede kant op. De [jambon-beurre], ook wel Le Parisien genoemd, bood een goedkope en voedzame lunch: een doormidden gesneden baguette, dik besmeerd met boter en ruimhartig belegd met plakken ham.
Parijs is nog steeds de stad van de baguette, en er wordt sinds 1994 op initiatief van toenmalig burgemeester Jacques Chirac de Grand Prix de la Baguette georganiseerd. Keiharde criteria zijn er voor de deelnemende bakkers. De baguette moet tussen de 55 en 70 centimeter lang zijn, tussen 250 en 300 gram wegen en een zoutgehalte hebben van 18 gram per kilo meel. Alles wordt door een zwaarwichtige jury beoordeeld op bakgraad, smaak, kruim, geur en uiterlijk. De winnaar mag zich een jaar lang hofleverancier van het Elysée noemen – daar gaan vijftien stokbroden per dag doorheen – en kan een enorme toeloop van cliënten tegemoet zien.
Geen wonder dat de baguette in Parijs floreert. Dat in tegenstelling tot het Franse platteland, waar dorpse bakkers de deuren in hoog tempo sluiten. Daar zijn naar schatting al zo’n twaalfduizend stokbroodmachines voor in de plaats gekomen. Een soort snackmuur waar warme afgebakken stokbroden uitgehaald kunnen worden. Ik heb er nog geen gezien in onze buurt, maar we hebben dan ook een fantastische bakker in het nabijgelegen dorp. Wel twaalf minuten rijden met de auto, maar dan kunnen we alvast wat van het kapje afknabbelen en de zoetverse geur van het brood opsnuiven. Voor de zondagse lunch doen we er nog wat Perlé uit de Gaillac bij. Want hé, [sans pain ni vin, l’amour n’est rien].
Archief
Onze columnist Mari Maris is chef, groenteboerin en boekenmaker. Ze woont in Picardië en vertelt wat er daar zoal op haar pad komt.
‘Smerige dieven in het dorp!’ In onhandige, zwabberige letters waarschuwt het gevarenbord niet meer voor een dreigende kruising, maar voor geboefte. Een dag later is er een gemeentelijke vuilniszak over het bord getrokken en daarmee het gevaar uit zicht. Na deze daad van ordeherstel is de communale klusjesman zo te zien bergafwaarts gegaan; heuvelopwaarts blijkt het stopbord ook een nieuwe betekenis te hebben ‘Stop au salop!’ (Stop de klootzak, red.) Keurig rijm, in dezelfde zwalkende zwarte letters op het knalrode bord. Ik onderschrijf de stelling geheel, maar begin zo onderhand wel nieuwsgierig te worden welke specifieke klootzak er gestopt moet worden. Het mysterie moet nog even wachten, het is lunchtijd.
Onderweg naar huis word ik staande gehouden op het dorpsplein – dat klinkt veel levendiger dan de werkelijkheid is; een lege kerk, een plantsoentje, een parkeerplaats waar soms een auto staat en een muziekkiosk. Vanuit haar mottige Renaultje gebaart een buurvrouw van verderop dat ik moet stoppen. Ze draait haar raam open en begint opgewonden te ratelen, ze slaat zelfs, zeer on-Frans, de ça va plichtplegingen over. Of ik het al gehoord heb van de borden? Alleen gezien eigenlijk, en er niet veel van begrepen.
“Er is een kalf gestolen!” Wie haalt zoiets nou in z’n hoofd, vraag ik me af, in een gemeenschap waar iedereen weet wat voor kleur sokken je aan de lijn hebt, kun je onmogelijk ongezien zo’n halsmisdaad begaan. Een kalfje is vervolgens ook niet zomaar weggemoffeld, want het klinkt schattig maar is binnen de kortste keren een kolos van een paar honderd kilo. Met oorbel bovendien, speciaal bedacht om elk rund altijd te kunnen traceren. Maar vooralsnog is het kalf spoorloos. “Zou het niet gewoon onder het prikkeldraad door zijn geglipt, zoals kleine kalfjes zo vaak doen?” hoop ik de lynch-achtige blik in haar ogen te sussen. Maar nee, “onmogelijk”, weet ze zeker. “Dat doet een net geboren kalf niet en de bestolen boer had gisteren duidelijk gezien dat de koe op knappen stond, vanmorgen was ze ‘leeg’ net als de wei.” Nou hebben we dus een dief in ons midden, toch eerst maar eens lunchen lijkt me het beste. Hoewel er een vreemd bijsmaakje aanzit.
De volgende ochtend ga ik voor het laatste nieuws op de koffie bij mijn Franse tante Françoise, die ook wel la Gazette genoemd wordt. De dief is gevonden, dezelfde jonge boer die ook al eens beschuldigd is van het leeghalen van konijnenhokken en de slipjesroof van een waslijn. Een bijzonder geval. Iemand heeft hem ’s morgens vroeg gezien (zié je nou?!), met het nog natte kalf in de hooggeheven schepbak van zijn tractor. De dief woont iets verderop, de bestolen boer is direct verhaal gaan halen. Omdat het pasgeboren kalfje nog geen oorbel droeg had de jonge boer gedacht dat niemand het zou missen… Er is inderdaad iets raars met die jongen. De boer heeft hem flink gestraft, zegt Françoise. Met het toch wat grimmige sfeertje in het dorp vrees ik het ergste. Het vonnis luidt dat de stelende boer het kalfje verzorgt tot het volwassen is en dan goed vetgemest teruggeeft. Een prachtig passende straf, gerechtigheid met boerenverstand.
Archief Mari
Mari Maris: chef, groenteboerin en boekenmaker woont in Picardië en vertelt wat er daar zoal op haar pad komt.
In haar eerste column beschrijft ze H.O.M : Het Onmisbare Mannetje. “De laatsten der oude garde huisjesbezitter heten nieuwkomers welkom in ‘hun’ Frankrijk met het verklappen van geheime adresjes, door de jaren heen vergaard en daarom, al is het misschien morrend, met trots verteld. Het mannetje dat geweldige wijn verkoopt voor haast niks, ‘Proef maar, heerlijk toch. Ik zal je wel introduceren.’ want bij een beetje wijnmannetje, hoort een vleugje illegaal gestookte eau de vie, of ander levensbedreigend brouwsel, en loop je niet zomaar binnen. ‘Het beste brood vind je bij dát bakkertje, haf uurtje rijden…..” Lees verder in nummer 5, nú in de winkels!
Wie mijn stukjes geregeld leest – in 20 jaar zijn het er bijna honderd – weet dat ik probeer ook de taaiste onderwerpen leesbaar te behandelen. Wat een doorgewinterd jurist reuzespannend vindt, kan voor normale mensen immers ronduit slaapverwekkend zijn. Het liefst beschrijf ik een casus uit mijn praktijk, combineer er twee of voeg ter illustratie een vleugje ‘drama’ toe. Nu wijk ik daarvan af.
Ik vermeld hier wat algemene zinvolle feiten over het Franse huis en ‘de dood’. Niet het gezelligste onderwerp, maar het blijkt vaak een hele geruststelling dat bij zo’n treurige gelegenheid kan worden teruggegrepen op een soort ‘eerste hulp bij erfenissen’.
Zoals u wel zult weten, gaan bij iemands overlijden al zijn of haar eigendommen en rechten, maar ook verplichtingen, over op diens erfgenamen. Het geheel van eigen-dommen en schulden is de nalatenschap of erfenis. De erfgenamen zijn verantwoordelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap.
Dat is voor bijna niemand dagelijks werk, en
al helemaal niet als er buitenlands vermogen in het spel is. Was de overledene (mede-)eigenaar van bijvoorbeeld een Frans vakantiehuis, dan is het inschakelen van een Franse notaris een vereiste. Die zal zich bezighouden met de aangifte erfbelasting, de aktes voor het wijzigen van de tenaamstelling van de woning, et cetera.
Meestal blijkt vroeg of laat (te laat!) dat de communicatie met de Franse notaris niet goed genoeg verloopt om de zaken zonder stress en binnen de geldende termijnen af te wikkelen. Dat leidt, in deze toch al emotioneel beladen tijd, niet zelden tot financiële schade en conflicten met de notaris of zelfs tussen de erfgenamen. Een concrete schuldige is zelden aan te wijzen. De taalbarrière is
groot en verschillen in juridische, fiscale en culturele gebruiken spelen altijd een rol.
Weet dat de meeste Franse notarissen nauwelijks Engels spreken en sowieso moeten alle aktes in de Franse taal gesteld zijn. Het vertalen van alle papierwerk bij een eenvoudige nalatenschap kost al gauw tweeduizend euro. Die kosten en ander malheur zijn meestal te voorkomen. Door zich tijdig – en dat is echt zo kort mogelijk na een overlijden – te wenden tot iemand die letterlijk en figuurlijk ‘de taal spreekt’ en al honderden Franse erfenissen heeft begeleid.
Archief Isabelle
Lidewij is wijnmaker in de Languedoc op haar domein Terre des Dames.
www.terredesdames.com
Toen we hier twintig jaar geleden kwamen wonen was er eigenlijk niets. Ja, een overweldigende natuur: garrigue, een wild stromende rivier met rotsen en kiezelstrandjes. Weids uitstrekkend land met wijngaarden en hier en daar een dorpje dat langzaam maar tevreden in elkaar zakte. Zelfs de meest nabije stad gleed zichtbaar, maar zonder weerstand, af naar de vergetelheid.
Voor mij was dit synoniem met mijn nieuwe leven. In één klap was alles wat neigde naar luxe of comfort van de aarde verdwenen. De interieurs van mooie restaurants, de steeds weer nieuwe meubels van mijn vrienden in Haarlem en Amsterdam, alles behoorde opeens tot een andere planeet. In de wijde omgeving was geen winkel te bekennen die me zou kunnen verleiden tot de minste aankoop. Een avond uit eten bracht ons naar restaurants met papieren tafelkleedjes en plastic stoelen. Ik begreep dat ik niet alleen van land was veranderd maar ook van levensstijl.
Dat kwam goed uit, want ik was van plan om de meest rustieke aller wijnboeren te worden. Als Nederlandse, maar ook als vrouw, was ik een absolute buitenstaander in dit nieuwe beroep. Op de landbouwschool zorgde ik er voor mijn fancy kleertjes uit Amsterdam in de kast te laten. Toen ik eenmaal zelf op het land en in de kelder werkte dacht ik nooit meer dan een spijkerbroek en een T-shirt nodig te hebben.
Inmiddels zijn we vele jaren verder. Ik weet nu dat je wijn niet alleen moet maken, maar ook moet zien te verkopen. Op wijnbeurzen verwacht niemand dat je in een oude spijkerbroek komt aanzetten. En in de Michelin-restaurants waar de wijnen op de kaart staan nog minder. Het was alsof de omgeving met me mee veranderde.
Gisteren postte ik op de Instagram-pagina van het domein een foto van een royaal zwembad in de tuin van een gerestaureerd kasteel. Een luxe vakantiebestemming, zeker, maar dan op nog geen twintig minuten van huis. Een kerstdiner en een overnachting met mijn associatie van vrouwelijke wijnmakers, een ochtend in de spa en ik was in een andere wereld. Tien jaar geleden stond deze plek langzaam in te zakken, nu kan iedereen ervan genieten. De volgende dag rij ik over smalle weggetjes naar de torens die ik al van ver boven de bomen zie uitsteken. Eigenaresse van het château Delphine, die ik leerde kennen via onze kinderen, is een binnenhuisarchitecte uit Parijs met een smaak waar die van mijn vrienden van destijds bij verbleekt. Haar immense 17de-eeuwse kasteel prijkt in de meest ambitieuze interieurbladen, maar hier ga ik gezellig met een paar vriendinnen yoga doen. Ook op een kwartiertje van het domein.
Ik zwaai net een paar Nederlandse mensen uit die wijn zijn komen kopen. “Vroeger gingen we altijd naar de Provence,” zeiden ze, “maar dit is nu onze favoriete regio. Het is zoveel ongerepter.” En ze hebben gelijk natuurlijk. Het is een plezier om al die historische gebouwen gerestaureerd te zien, die plotselinge luxe. Maar de grootste charme van de regio is en blijft dezelfde: haar weidse, overweldigende natuur.
Archief
Heiko Hulsker is architect en heeft een kantoor in Antibes: www.plansud.com
Het is vaak onderwerp van gesprek bij Nederlanders die kiezen voor een tweede huis in de Côte d’Azur. “Wat zou jij doen?” vragen ze aan de architect, “als alles mogelijk zou zijn”. Maar de ideale plek bestaat niet en is natuurlijk voor iedereen anders. Voor mijn gevoel ging de generatie die huizen bouwden of verbouwden in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw automatisch naar Mougins en omstreken. Voor mijn generatie is het iets minder goed te begrijpen wat juist daar nu de doorslaggevende verleidingen waren. Wellicht bood op dat moment die regio de beste value for money.
In deze tijd lijken de meeste verleidingen in de buurt van Sainte-Maxime te liggen. De stad ligt beschut door de bergen van het Massif des Maures, heeft mooie stranden en veel winkels en restaurants. Wel spijtig dat in 1944 met Operatie Dragoon met zwaar geschut door de Amerikanen het oude historische centrum is verwoest en daardoor mist het nu wel iets. Dit is dan ook het grote verschil met Saint-Tropez, waar het oude centrum met z’n haven karakter aan het stadje geeft. Met de mooiste stranden van Zuid-Frankrijk en het prachtige dansende achterland is Saint-Tropez de meest indrukwekkendste plaats om te vertoeven. Het is alleen niet heel eenvoudig om er te komen, omdat het zo populair is. Dichter bij het vliegveld is toch wel een pre, zoals Cannes en Antibes. Deze plekken liggen in een meer stedelijke omgeving wat het ook boeiend maakt doordat het toerisme maar een gedeelte van het dagelijks leven bepaalt. De meeste Nederlanders die op het vliegveld van Nice landen, gaan direct westwaarts, de Monaco-gangers daargelaten, die hebben andere motieven. Maar eigenlijk is de oostkant minstens zo interessant. Er zijn weliswaar geen echte stranden en de kavels zijn door het berglandschap vrij klein, maar de schitterende oude en rijke architectuur en het prachtige zicht op het schiereiland Cap-Ferrat met z’n Villa Ephrussi de Rothschild zetten de toon. Er is hier wellicht wel wat minder te beleven maar dan zijn Nice en Monaco wel plezierig dichtbij.
Heiko Hulsker is architect en heeft een kantoor in Antibes: www.plansud.com
Natuurlijk is Zuid-Frankrijk mooi maar lang niet overal. Dankzij het fijne weer en het prachtige glooiende landschap, met op de achtergrond de uitlopers van de Alpen, is het sowieso schitterend om er rond te rijden. De Flevopolder heeft met zijn strakke ordening en oneindige vergezichten ook een bijzondere schoonheid. Het is een prachtig Hollands landschap. Nu heb ik twee kinderen die in Groningen studeren, maar vanuit Haarlem is de weg door de polder na enige tijd toch wel eentonig. De dansende glooiende wegen van de Alpes-Maritimes en de Provence gaan eigenlijk nooit vervelen.
Toch is niet alles wat je ziet van grote kwaliteit. De teleurstelling ontstaat in het gebied tussen het open landschap en de centra van dorpen en steden. De randen van de stad, de overgangsgebieden, kunnen echt vreselijk zijn. Niet alleen lelijk maar ook wanordelijk en rommelig. Stedenbouw mag een Nederlandse uitvinding zijn, in Frankrijk is het geen groot goed. Als je bijvoorbeeld van het centrum van Cannes naar de Royal Mougins Golfclub rijdt, een van de mooiste golfbanen van Zuid-Frankrijk, dan wachten je vele visuele ontberingen.
Een kakofonie van kantoren en bedrijfsgebouwen in de meest rommelige samenstelling die je je kunt voorstellen. Je zou haast denken dat een welstandscommissie hier niet bestaat, maar die is er wel degelijk. Er is nauwelijks sprake van enige ruimtelijke organisatie of ordening die structuur geeft aan de bouwontwikkelingen op stedenbouwkundige schaal. Zo kun je een bouwmarkt, een appartementengebouw, een Lidl-supermarkt en nog een kantoor in dezelfde straat aantreffen. Verbonden door een serie parkeerterreinen. Allemaal met verschillende ambities, of misschien met minimale ambities.
Nog specifieker wordt het overigens als je bij een van die bedrijfjes op kantoor komt; het gebouw en het interieur vallen vaak niet mee. Het verbaast mij dikwijls dat de Fransen, die zulke mooie dingen kunnen maken, het in deze gebieden zo laten afweten. Het lijkt erop dat iedere eigenaar gewoon mag maken wat hij wil, zowel in functie als in architectuur. Wellicht klinkt dat sympathiek maar het eindresultaat is dat niet. Het komt doorgaans ad hoc tot stand en de samenhang is ver te zoeken.
Nu zijn de overgangsgebieden van stadscentra naar landelijke gebieden per definitie de zwakste plekken. Maar in Frankrijk lijkt dat nog erger dan in Nederland. Als je de stad Haarlem inrijdt via het bedrijventerrein van de Waarderpolder, dan is dat ook geen feest voor het oog, integendeel. Toch zit daar nog een plan achter en zou het nog wel iets kunnen worden. In Zuid-Frankrijk lijken de suburbs wel de lelijkste en meest kansloze gebieden van het land.
Gelukkig wordt dit dan weer gecompenseerd door extreem mooie plekjes als het centrum van Mougins of Saint-Paul-de-Vence. Deze weergaloze locaties doen de rommel op de weg ernaartoe meteen vergeten.
Zoals elk jaar, druppelden ook de afgelopen vakantiemaanden vanuit zonnig Frankrijk weer de telefoontjes binnen van mensen, bezig met de aankoop van een huis. Vaak komt dat ‘bezig zijn’ erop neer dat de koop eigenlijk al gesloten is. Of ik dan de koopovereenkomst nog even kan doorlezen, “of er geen rare dingen in staan”. En graag vóór morgenmiddag. Want de makelaar zei dat er nog twee geïnteresseerden zijn.
U, als verstandig lezer van dit blad, begrijpt daar ik niet zo enthousiast van wordt. Zelfs niet als het lief wordt gevraagd, dubbel tarief wordt geboden (gebeurt) of als men werd gestuurd door een vriend die jaren geleden ook zo goed door mij werd geholpen.
Een compromis de vente, offre d’achat of promesse de vente is meer dan een stapel A4’tjes met moeilijke termen. Als adviseur moet je je even kunnen verdiepen in het dossier. Dat vereist contact met de verkoper c.q. diens makelaar, de notaris en bijvoorbeeld de gemeente. Zijn de vereiste (bouw)vergunningen aanwezig, is de rioolwaterafvoer ‘up to standards’, noem maar op. Pas dan kun je zeggen dat er niets ‘raars’ aan de hand is. Anders is de controle van nul en generlei waarde. Dat dat niet in een achternamiddag past en geld kost is evident. (Had de aspirant-koper het bedrag onder het kopje négociation in het contract trouwens al gelezen? Dat is de commissie voor de makelaar. Schrik niet.)
Dat een huis kopen iets anders is dan een halfje grof volkoren, weet ook de meest naïeve koper. Toch zie ik mensen voor de bijl gaan die in het dagelijks leven heel intelligent, rationeel en succesvol zijn. Punt is dat je op een stapel boterhammen zelden verliefd wordt maar dat een magisch uitzicht, de sfeer van het huis of zelfs maar de geur van de tuin, het hart op hol kunnen brengen. En daar komt anno 2021 – zeker voor kopers met een flink eigen vermogen, nog een heel profane factor bovenop: ‘sparen kost geld’. Zo wordt voor sommigen de koopdrang welhaast onbeheersbaar.
Raad ik u nu af om een tweede (of derde, vierde) huis in Frankrijk te kopen? Zeker niet! Maar besef dat een onbezonnen handtekening u kan opzadelen met de ellende van de vorige eigenaar. Daar komt u niet zonder financiële schade van af. Gun uzelf in plaats daarvan een comfortabele voorsprong, door dit najaar of komende winter eens te brainstormen met een onafhankelijk adviseur. Mijn collega’s en ik hebben meer dan twintig jaar ervaring op juridisch en fiscaal gebied én in de vastgoedmarkt. Een unieke combinatie in deze branche. We denken met u mee en hebben, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een makelaar, geen belang bij het wel of niet doorgaan van een sale. Over rendement op je investering gesproken…
Archief Isabelle
Het feuilleton over de Franse erfenis die maar niet afgewikkeld raakt, wordt langer en langer, té lang eigenlijk. Maar de volgende anekdote zowel authentiek als spectaculair. Die kan ik u dus niet onthouden.
Op de vier hectare aan de Côte, waarvan mijn cliënten mede-eigenaar in bloot-eigendom zijn, stonden ooit een groot huis, een olijfgaard en schattig portiershuisje. Dat laatste vormt nu de enige tastbare herinnering, hoewel er van schattig geen sprake meer is. De meeste luiken werden dichtgeschroefd omdat ze er anders afvielen en het onkruid staat hoog in de dakgoten. Tegen mijn advies liet de vruchtgebruikster water en elektra echter nooit afsluiten, want ‘je weet maar nooit’.
Wat deze puissant rijke weduwe inderdaad niet wist, was dat zelfs zo’n vervallen stulpje interessant is voor mensen die voor nop op een prachtig plekje willen zitten, al is dat onder zeer primitieve omstandigheden. Midden november belt er een angstige buurman dat er sinds ‘een tijdje’ licht brandt en er ongure types rondscharrelen. De woorden squatteurs (krakers) en gitanes (zigeuners) vallen.
De politie wordt gebeld, tot drie keer toe. Maar men heeft de handen vol aan de gevolgen van recent noodweer in de regio. Verwende Hollanders die denken dat hun probleem tweeduizend kilometer verderop wel even door het plaatselijk gezag wordt opgelost, krijgen geen prioriteit.
Toch moet er iets gebeuren en wel heel snel. Want als je één ding niet wilt in je Franse huis, dan zijn het krakers. Als u denkt dat we het krakers in Nederlands makkelijk maken? In de Franse praktijk komt het erop neer dat een kraker die kan bewijzen dat hij zich 48 uur in het perceel heeft opgehouden, enkel nog via een civiele procedure kan worden uitgezet. De kans dat dat lukt, bestáát. Dat zo’n procedure langer dan een jaar duurt en tienduizenden euro’s kost, is vrijwel een zekerheid…
Mijn cliënten beseffen dit en vragen me ‘te redden wat er te redden valt’. Mijn kantoorgenoot en ik zijn daarom de volgende dag in de auto gesprongen en na twaalf uur rijden stonden we in het donker voor de poort. Het kettingslot bleek een ander exemplaar dan waarvan wij de sleutels hadden, in de verte was klein licht te zien en er stond een gammele bestelbus op het terrein. We hadden logés, zoveel was zeker.
Hoe pak je dat aan, als je vindt dat een knokploeg geen acceptabele optie is? Vergeeft u me dat ik hier toch nog één episode aan vastplak.
Archief Isabelle
Isabelle Flipse is intermediar voor Franse juridische zaken. www.kantoorflipse.nl
In de voorgaande episodes over een enorm gecompliceerde Franse erfenis (u leest ze terug op mijn website) voerde ik u onder meer langs:
• de nooit geformaliseerde splitsing van een ooit gezamenlijk aangekocht perceel; de bron van alle problemen
• de avonturen rond het opnieuw in kaart brengen van de perceelgrenzen
• het probleem dat er gaandeweg steeds meer belanghebbenden betrokken raken
Het dossier loopt inmiddels ruim een jaar maar we moeten dóór. Dat de waarde van ‘ons perceel’ in de miljoenen loopt maakt gelukkig iets goed. Met een mix van tegen- en realiteitszin accepteert de vruchtgebruikster dat zij voorlopig weer voor de kosten zal moeten opdraaien. Hoewel tussen haar en mijn cliënten, de bloot-eigenaars, bepaald geen warme band bestaat beseffen allen dat het goed afronden van de zaak in ieders belang is.
Voordat we notaris en landmeter vragen de splitsing te formaliseren, ondernemen we nog eenmaal een poging om de situatie eenvoudiger te maken. Het overnemen van ‘aandeel B’ door mijn cliënten zal daaraan bijdragen. Het verlost B van een probleem (zie episode 4) en is zeker interessant voor mijn cliënten. ‘Perceel B’ vormt nu immers een enclave en die zal na splitsing bereikbaar moeten zijn vanaf de openbare weg. Alleen het mooie perceel van mijn cliënten biedt mogelijkheid voor de aanleg van een voldoende breed pad. Geen fijn vooruitzicht, temeer omdat perceel B voor een derde sowieso niet interessant is. Het biedt geen uitzicht en is maar matig bebouwbaar. Wie zich een villa aan de Côte kan permitteren zal zeker niet deze kavel kiezen. Een kind kan dus zien dat ook de B’s belang hebben bij een redelijke deal, en wij beseffen dat buurmans erf maar eens te koop komt.
Het begrip redelijk blijkt rekbaar. Na lang aarzelen noemt B een prijs die onderhandelen bij voorbaat zinloos maakt. De reden van het bedrag wordt na wat juridisch graafwerk duidelijk. Na afwikkeling van zijn faillissement ging Meneer B een nieuw zakelijk avontuur aan, waartoe hij veel geld leende. Als zekerheid laat hij hypotheek vestigen op ‘zijn’ Franse perceel. Onmogelijk denkt u? Hoe kun je hypotheek vestigen zonder medewerking van de mede-eigenaars (noch van de ex-echtgenote)? En toch is het gebeurd. Procederen ligt voor de hand maar zelfs al zou de hypotheek na een kostbare procedure zou worden vernietigd, dan is B’s schuld nog niet verdwenen. En met een tweede faillissement is ons belang evenmin gediend. We besluiten ons niet langer bezig te houden met zaken waarop we geen invloed hebben en rollen de mouwen op voor de volgende uitdagingen. Want die komen eraan!..
Archief Isabelle
Heiko Hulsker is architect en heeft een kantoor in Antibes: www.plansud.com
Leven in twee landen is interessant, geeft ontspanning en energie. Als architect probeer ik zo vaak mogelijk in mijn Franse kantoor te zijn. Mij wordt regelmatig de vraag gesteld of al dat reizen geen energie vreet.
Het antwoord is: “nee zeker niet!” Ik kan het aanbevelen (buiten coronatijd dan!) omdat het me juist zoveel energie, inspiratie en rust geeft. Bij het landen in Nice word ik meteen vrolijk van de mooie blauwe lucht en de typische geur die de meeste lezers die hier ook weleens komen wellicht zullen herkennen. Meteen zin om aan de (werk)dag te beginnen. In het vliegtuig bedenk ik de meeste creatieve concepten voor mijn opdrachtgevers. De ideeën vanuit Nederland neem ik graag mee
en pas ik toe in Frankrijk. Het is voor mij een soort kruisbestuiving: de combinatie van wonen en werken in Nederland en Frankrijk.
In Frankrijk is er rust en ruimte om na te denken over de beslissingen die je neemt
in je leven in Nederland. Doordat ik letterlijk afstand neem van de vrolijke hectiek die ik
in Nederland ervaar en minder afleiding heb doordat ik niet op elke impuls hoef en kan reageren, ontstaan de mooiste ideeën.
Het minder bereikbaar zijn geeft mij de mogelijkheid om enige afstand te nemen
van de projecten in Nederland, waardoor mijn observaties helderder worden en ik weloverwogen beslissingen kan nemen.
De mensen in Zuid-Frankrijk zijn over het algemeen een stuk opgewekter, doordat ze
in een soort van permanente vakantiesfeer leven. Dit werkt aanstekelijk. Ik krijg ongemerkt veel meer werk verzet in Frankrijk. Onze opdrachtgevers bestaan voor de helft uit Nederlanders en voor de andere helft komen onze klanten uit Noord-Europa. Bijna alle klanten hebben een tweede huis in het
gebied van Monaco tot Saint Tropez. Op ons Nederlandse kantoor werken 25 werknemers, op ons Franse kantoor 7. Als het te druk wordt in Frankrijk helpt Nederland mee. Veel Nederlandse opdrachtgevers komen hun plannen op ons kantoor in Haarlem bespreken. Deze plannen worden dan in Frankrijk uitgevoerd door Engelstalige Fransen en dat is plezierig. We zijn waarschijnlijk het enige bureau in Nederland dat dit kan aanbieden. Leven in twee landen geeft mij energie, inspiratie en levensvreugde. Het leven in Frankrijk is leuk, maar wordt nog leuker omdat je juist in beide landen lééft.
Vooral in de kleine gehuchtjes (hameaux) in het achterland van de Cote d’Azur, komt makelaar Rob Brink regelmatig woningen tegen waar zich een bijzonder verschijnsel voor doet. Ze genieten van een zeer oud ongeschreven Provençaals gewoonterecht, dat niet eens voorkomt in het frans burgerlijk wetboek: het patecq!
Zowel niet-Provençaalse als buitenlandse aspirant-kopers hebben soms grote moeite om dit fenomeen te begrijpen. Daardoor kan het soms zelfs belemmerend werken bij een verkoop van een woning die met dit typisch Provençaalse verschijnsel te maken heeft dat zo oud is dat het zelfs teruggaat tot de 13e eeuw, voortgekomen uit oude gebruiken en tradities.
Wat is een Patecq?
We komen dit oude gewoonterecht tegen onder verschillende benamingen zoals bijvoorbeeld: patec, pateq, patus, pate, regale of relargue. Patecq is een afgeleide van het Latijnse pasticium dat ‘weiland’ betekent.
Patecq duidt op ondeelbare grond bedoeld voor algemeen gebruik in een Provençaals gehuchtje (hameau). Deze onbebouwde ruimte tussen de boerenwoningen was oorspronkelijk bedoeld voor de doorgangen voor de dieren van de verschillende boeren, of voor gedeelde voorzieningen zoals een drinkbak, put, beerput, oven etc. Deze grond is enkel bedoeld voor het gemeenschappelijk gebruik van al diegenen wier eigendommen eraan grenzen.
Het is overigens niet zo dat alle inwoners van een gehuchtje met een patecq ook automatisch gebruiksrechten hebben op het patecq. Alleen de eigenaren van een gebouw waarvan ook de notariële eigendomsakten getuigen van de aanwezigheid van een patecq verbonden aan hun gebouw, hebben rechten op die patecq. De patecq is onlosmakelijk verbonden met het onroerend goed waarvan hij ‘afhankelijk’ is: het kan niet onafhankelijk van het huis waaraan hij is verbonden worden overgedragen, en vice versa, de laatste kan niet worden overgedragen zonder de patecq die eraan is verbonden.
Vrij toegankelijk
Een patecq is ondeelbaar en kan dus niet worden toegeschreven aan een enkele eigenaar van een aangrenzende woning in zo’n gehucht. De bewoners mogen er in principe vrij over circuleren. Het mag daarom ook niet worden afgesloten en er mag ook niet op worden gebouwd. In de praktijk is er overigens wel vaak sprake van een (al dan niet gedeeltelijke) informele verdeling van de gezamenlijke patecq grond tussen de alle betrokken eigenaren van een hameau en zal een buurman in de praktijk niet pal voor het huis van zijn buurman gaan zitten. Formeel echter zou hij het echter wel degelijk mogen doen en dat idee is voor aspirant-kopers soms een show stopper voor een aankoop. Ik heb helaas daadwerkelijk mogen ervaren dat elke keer als we met aspirant-kopers een huis met zo’n gezamenlijk patecq wilden laten zien, dat een vervelende buurman, zodra we aankwamen, gewoon voor het huis van mijn cliënt ging staan uit nieuwsgierigheid en om te treiteren. Hij vertelde dat hij het ‘recht’ had om daar te staan….! Het huis was daardoor bijna onverkoopbaar.
Een patecq betreft overigens ook geen gemeentegrond maar is bestemd voor privé gebruik door de bewoners van het gehuchtje. Het zal daarom voor een gemeente dus niet mogelijk zijn om het zomaar als openbare ruimte te gaan gebruiken bijvoorbeeld door het om te vormen tot een parkeerplaats.
Heel vaak geeft het kadaster het bestaan van patecqs niet correct weer. Zo worden ze soms als openbare ruimte of niet-kadastrale percelen aangeduid. De jurisprudentie stelt daarom voortdurend vast dat notariële akten waarin de patecq rechten worden vermeld voorrang hebben op kadastrale aanduidingen.
Het ontstaan
In de Provence was het vroeger heel normaal dat de kinderen, als ze volwassen werden en hun eigen gezinnen gingen stichten, ze gingen aanbouwen tegen de oorspronkelijke boerderij of landhuis van hun ouders aan. De patecq grond bleef voor het gemak onverdeeld. Door deze geleidelijke aanbouwingen veranderde het oorspronkelijke landhuis langzaam in een gehuchtje waarin de verschillende gezinnen van dezelfde familie elk een eigen huis bewoonden. Dit kon generaties lang door gaan. De patecq rechten werd op onverdeelde wijze bewaard en steeds overgedragen aan de nakomelingen. Deze patecq rechten werden opgenomen in de notariële verdelingsakten.
Kan een patecq worden ontbonden?
Zo’n onverdeelde patecq is onderworpen aan een regime van ‘gedwongen mede-eigendom’, van eeuwige aard, waarbij geen van de individuele eigenaren een patecq zomaar kan opheffen. Zelfs door niet-gebruik van patecq rechten geldt er geen verjaringstermijn van 30 jaar in tegenstelling tot het klassieke indivisie regime.
Toch zijn er twee manieren om een patecq te ontbinden:
1) met unanieme instemming van alle eigenaren van de aangrenzende woningen met patecq rechten. Dit is wel een lastig proces want alle eigenaren moeten het dan eens worden over een verdeling van de patecq grond.
2) indien alle woningen met patecq rechten in bezit komen van een enkele eigenaar.
Rob Brink is directeur van makelaarskantoor New Home, met kantoren in Lorgues, Fayence en Sainte-Maxime. Hij is ook erkend taxateur en als zodanig aangesloten bij het Centre National d’Expertise. www.new-home.fr.