Roadtrip naar het westen

Kort geleden maakte ik een roadtrip. Een echte: zo’n zeshonderd kilometer van Parijs tot aan de punt van Bretagne, de Finistère. En wat een moois zie je dan.
Als correspondent wil je wel eens opgaan in je werk. Je volgt dagelijks het nieuws, doet verslag van stakingen en inflatie, en vergeet ondertussen hoe mooi het land is. Zo’n roadtrip doet dan wonderen.
Om even de sfeer te schetsen: begin in L’Hôtel in Saint-Germain-des-Prés waar Oscar Wilde zijn laatste dagen doorbracht. Gewoon om aan het begin de sfeer en grandeur van Parijs mee te krijgen.

Hoe mondain wil je het hebben?

En dan rijden maar, naar het westen. Na een uurtje zit je in Normandië en kom je langs oneindige weilanden waar koeien al grazend je kaasje voor-produceren. De kust lonkt, de route gaat langs eeuwenoude huisjes met houten balken in de gevels. En wat indrukwekkend blijft: de immense D-day-stranden.

Hoe historisch wil je het hebben?

Ik zie langs de weg een automaat staan waar je verse oesters ‘uit de muur kan trekken’. Gewoon op een kleine parkeerplaats. Maar dat terzijde. Na Caen verandert alles. Geen driebaanswegen meer. Ruwer landschap. Ik ken de Mont Saint-Michel en toch ben ik opnieuw betoverd als ik het eiland uit mijn autoraampje zie. Volgende bestemming: Bretagne. Je weet het meteen als je er binnenrijdt. De namen op de verkeersborden. Ik zie Ploufragan en Gommenec’h en herinner me dat we – na een eerste reis hier – zeiden dat we onze twee katten Pleucadeuc en Questembert zouden noemen.Hier liggen ook de stenen van Bod-er-Mohed, daterend van duizenden jaren vóór onze jaartelling. Het werd de ‘Grot van de Feeën’ genoemd en ook ‘De Dwergenkamer’.

Hoe sprookjesachtig wil je het hebben?

Ik parkeer bij de baai van Plouezoc’h, in de noordelijke punt van Bretagne, en loop over zanderige paadjes langs het water: uitzicht op zee en vissers, nergens toeristen of hoge bebouwing. Zeemeeuwen begeleiden me vanuit de lucht.Maar ik moet naar het zuiden van de Finistère. Op kleine weggetjes door ruw landschap en minuscule dorpjes zie ik een verkeersbord: ‘overstekende koeien’. Dan wordt alles heuvelachtig en zwart. Het zijn de geblakerde resten van de enorme bosbranden van de vorige zomer. Hoe lang duurt het voor de natuur zich herstelt? De aarde lijkt een jaar later nog steeds bezaaid met alleen maar grijze as en zwarte kooltjes.

Hoe treurig wil je het hebben?

Hier ligt nóg een Mont Saint-Michel. Een ruim driehonderd meter hoge berg die net als de rest van de omgeving zwartgeblakerd is. Bovenop prijkt de kapel van Saint-Michel de Brasparts. Een jaar geleden sloegen de vlammen hier wild om zich heen, alles werd geveld – behalve dit ene gebouwtje. “De kapel bleef rechtop staan, zelfs toen het vuur likte aan de gevel’’, schreef een poëtische journalist destijds. Dat was geen goddelijke ingreep en ook geen wonder, zei de lokale kerkleiding: de kapel staat op een stenen ondergrond zonder begroeiing en – blijkbaar – op veilige afstand van brandende bomen.

Ik rijd verder, ga richting Plomeur in het zuiden en eindig op La Plage de la Torche: een uitgestrekt zandstrand dat een topbestemming is voor surfers. De ene na de andere duikt tussen de rotsen met een plank de zee in. Ik ga zitten in het zand. Ik denk aan Oscar Wilde, aan oesters, aan feeën en aan likkend vuur.

Mijn roadtrip is geslaagd

Frank Renout is correspondent voor verschillende Nederlandse en buitenlandse media in Frankrijk, waaronder het ‘NOS Journaal’, het AD én hij is onze columnist!